De leeswereld van Marc Cosyns
Lezen is denken met andermans hoofd’, zei Schopenhauer. Maar wat zoeken we in dat andere hoofd? Is het rust, verstrooiing, kennis? Dit is Leeswereld, een interviewreeks over de rol van lezen, over schoonheid, over taal. Deze aflevering: Marc Cosyns, huisarts en docent.
door Matthias M.R. Declercq
‘Soms ben ik bang om aan een boek te beginnen’, zegt Marc Cosyns. ‘Het kan je zodanig begeesteren dat je er helemaal ingezogen wordt, tot er in je hoofd niks meer overblijft dan dat verhaal. Begin ik aan een boek, dan kijk ik eerst of er de dagen nadien geen eindpunten in mijn agenda staan. Of hoe zeg je dat, wacht even, deadlines, ja, dat bedoel ik. Deadlines.’
Hoe een woord een leven samenvat. Of toch een groot deel daarvan. Deadline, volgens van Dale is dat de ‘grens van verboden gebied, lijn rond militaire gevangenis, krijtstreep op vliegveld, (tijdslimiet), uiterste datum.’ Marc Cosyns heeft het woord een nieuwe betekenis gegeven in Vlaanderen, of de betekenis althans ter discussie gesteld. Wat is de deadline van een mensenleven? Als huisarts, docent medische ethiek (Universiteit Gent), maar ook als opiniemaker en zelfs als auteur en acteur, is hij de man die de regelgeving en het maatschappelijk debat rond ethische vraagstukken als euthanasie, palliatieve zorg en abortus mee heeft gekleurd en bepaald. Die thema’s laten Cosyns niet los, ook zijn leeswereld niet. ‘Boeken waarin de literaire taal gekoppeld is aan ethiek’, zegt hij, ‘zoals Het absurde idee je nooit meer te zien van Rosa Montero of Hersenschimmen van Bernlef, die laten een blijvende indruk na op me. Het verhaal van de mens en zijn of haar relatie tot de maatschappij is wat mij boeit. En blijft boeien.’
“Begin ik aan een boek, dan kijk ik eerst of ik de dagen nadien geen deadlines heb. Het kan je zodanig begeesteren dat je er helemaal ingezogen wordt, tot er in je hoofd niks meer overblijft dan dat verhaal.”
Cider
‘Valt mijn maatschappelijk engagement toe te wijzen aan boeken?’ Je ziet hem denken. ‘Ik weet het niet’, zegt Marc Cosyns. Hij houdt even in. ‘Onbewust hebben die me wellicht getriggerd. Toen ik Hersenschimmen las in 1984 was ik ontzettend onder de indruk. Verklaart dat mijn engagement? Nee. Heeft dat er toe bijgedragen. Ja, dat denk ik wel.’
Hersenschimmen vertelt het verhaal van een dementerende man die zijn greep op de werkelijkheid verliest, en verwoordt de eenzaamheid en de angst die dementie met zich meebrengt. Bernlef beschrijft de aftakeling op een indringende, tastbare manier. ‘Mensen die met deze problematiek in aanraking komen, raad ik het boek nog altijd aan. Het heeft niet aan waarde ingeboet en het blijft prachtig geschreven. Dat geldt ook voor Gestameld liedboek van Erwin Mortier. Ook De regels van het ciderhuis van John Irving is zo’n boek. Dat gaat niet over Alzheimer, maar over abortus en adoptie. Bijzonder is dat. Ik was ook onder de indruk van Dood in Bourgondië van Jef Geeraerts, dat over een miskraam gaat en de soms troebele relatie arts-patiënt behandelt. Die ongelofelijk paternalistische houding in zo’n private relatie, pfff, heftig. Ik ben als arts altijd vertrokken vanuit de ervaringen van de patiënt, en niet vanuit een puur filosofisch idee. Maar hoe meer ik erover nadenk, hoe meer ik moet toegeven dat boeken een bepaalde denkwijze hebben versterkt. Of net in vraag gesteld.’
‘Het zijn er zoveel’, zegt Marc Cosyns nog. Zoveel boeken die van grote waarde bleken te zijn. Namen ontglippen hem -‘ik hoop dat dat toevallig is’-, misschien omdat het er zoveel zijn. ‘Ik lees haast constant’, zegt hij. ‘Dat geldt ook voor mijn partner (Gita Deneckere, decaan faculteit Letteren en Wijsbegeerte aan de Universiteit Gent). Behalve vakliteratuur zijn dat vooral romans en dichtbundels. Of boeken over bomen, zoals nu, als research van een nieuw verhaal dat ik aan het schrijven ben. En dan te bedenken dat ik als kind amper heb gelezen. Dat contrast blijft bizar.’
Avelgem
‘Ik ben een achterneefje van Stijn Streuvels, en hoewel ik ben opgegroeid in Dendermonde was ik ieder weekend en iedere vakantie in West-Vlaanderen te vinden, in Avelgem, nabij Ingooigem, waar Streuvels (echte naam: Frank Lateur) woonde. De boeken van mijn grootoom mochten ik en mijn oudere tweelingbroers niet lezen, wellicht omwille van onze leeftijd, of misschien het oorlogsverleden, maar zelfs met een vader die drukker was en een moeder die een kantoorboekhandel runde, kwam er van lezen niet veel in huis. Er werd nooit voorgelezen en ook de bibliotheek van mijn grootvader was verboden terrein. En als je er al rondliep kon je als achtjarige niet veel aan met Tolstoj. (lacht) Ik heb ook geen herinneringen aan de dorpsbibliotheek. Als er al boeken ter sprake kwamen, zoals het werk van Hugo Claus, dan werden die als verderfelijk betiteld.’
“Zelfs met een vader die drukker was en een moeder die een kantoorboekhandel runde, kwam er van lezen niet veel in huis. Ook de boeken van mijn grootoom Stijn Streuvels mocht ik niet lezen. ”
‘Pas op de middelbare school ving mijn leeswereld aan. Ook daar waren niet alle boeken bespreekbaar, maar het is dankzij twee bevlogen en enthousiasmerende leerkrachten Nederlands en esthetica dat de wereld open ging. Hoewel dat gevoelig lag, lieten ze ons Claus lezen, maar toen we die opvoerden in een maatschappijkritisch toneelstuk op het einde van de humaniora werd ik wel drie dagen buiten gegooid. Toch kun je zeggen dat de literatuur die ik toen las voor een eerste, persoonlijke ontvoogding heeft gezorgd. Een ontvoogding die uiteindelijk leidde tot revolte, typisch voor de jaren zestig en zeventig, verzet tegen de eng-katholieke manier van denken in. Sartre is een auteur die ik toen las, hoewel de betekenis pas later, bij het herlezen, dieper tot me doordrong.’
Tove Ditlevsen
‘Mijn eigen kinderen heb ik zelf voorgelezen omdat het zo belangrijk is. Net zoals het later belangrijk is hen boeken aan te reiken waarvan jij vindt dat die een goed wereldbeeld bevatten. De vorming van je kinderen wordt er mee door bepaald. Het is niet anders. Ikzelf heb dus een katholieke achtergrond en hoe je het ook draait of keert, het is niet eenvoudig om daarvan los te komen. Er is altijd wel iets dat achterblijft. Door voor te lezen en andere boeken aan te reiken, heb ik op mijn beurt geprobeerde mijn kinderen een bepaalde houding mee te geven: een van openheid en reflectie.’
‘Net zoals we nu voorlezen aan kleinkinderen, lezen we ook nog altijd aan elkaar voor, mijn partner en ik. We schrijven elkaar ook nog altijd brieven, bijna dagelijks, in een dagboek dat hier in huis ligt. Het voorlezen begon zeventien jaar geleden met Brieven aan Doornroosje van Toon Tellegen. Wie er toen als eerste voorlas, is nu voer voor discussie (lacht), maar de traditie loopt nog steeds. Het is een ritueel geworden. Nu lezen we elkaar ’s avonds voor uit Kindertijd van Tove Ditlevsen, een boek dat zich prima leent tot voorlezen. Het werkt verbindend, want je kan achteraf praten over de inhoud. Soms is een boek een toegangsweg naar je emoties. Ik ben al iets ouder (°1954) en mijn generatie heeft nooit echt geleerd om makkelijk emoties te delen. Vrouwen zijn daar in het algemeen iets vlotter in. Het voorlezen heeft ertoe geleid dat we na afloop sneller iets over onszelf durven zeggen. Dat is niet het doel van het voorlezen, maar een verhaal kan een therapeutisch effect teweegbrengen. Helend, dat is het goede woord. Het voorlezen en het napraten kan helend werken.’
Deel dit artikel: